vrijdag 2 maart 2012

De man die zijn hart opat.


De man die zijn hart opat.

Ik doe het licht aan en zie. Mijn keuken is vies.
Alles is vet, uitgeslagen met schimmel in groen, geel, en grijstinten.
Ik proef de bedorven lucht.
Mijn kleren plakken aan mijn lichaam vervuild als ze zijn door mijn lichaam vocht en vetten.
In deze keuken heb ik mijn vrienden gegeten, mijn dromen, mijn kind.
Ik heb ze hier gekruid, gegaard, en ze overgoten met de lekkerste sausen.
Ik at zo, onverzadigbaar, gewelddadig, mijn lichaam vol en dom, totdat er werkelijk niets meer te eten was dan alleen nog het allerlaatste.
Het allerlaatste is nu.
Ik kleed me uit.
Naakt geboren, naakt het einde in.
Mijn laatste maal.
Mijn hart, door mij zo leeg gegeten.
Mijn hart gaat de pan in.
Mijn hart, zover van mij los geraakt, mijn hart dat ik heb verraden, miskend, beurs gemept, mijn hart, waar ik, blind, het leven uit heb geknepen.
Dit hart leg ik op een zilveren schaal en ik kijk er naar.
Mijn hart op een plasje van bloederig vocht. Zo treurig om te zien, maar ik voel het niet.
Niks. Een Leegte zonder ruimte. Het absolute niets.
Uitgeblust zakt mijn hart in elkaar. Geen droom die het nog een vorm kan geven.
Geen gedachte die het nog kan optillen.
Geen enkele taal dat mijn hart nog verstaat of kan uitspreken. Stom hart, doof hart.
Verloren hart, koud en verstijft.
Bitter hart.
Ik snij het in stukjes en maak het klaar.
Ik schep mijn hart uit op mijn bord en overgiet het met een zoete saus
En eet het op.
 
februari 2012
Edwin de Herder.