maandag 18 juli 2011

De Zuivering.

De Zuivering.

Het regent en ik poog mijn vlinders  te redden.  De regen valt met bakken met daarbij monsterlijke wolken en gure razende wind.
De stad is leeg. De straten hol. De mensen hebben zich verscholen in de klamme kelders van hun huizen. Ik hoor een verdwaalde hond jammeren.
Zijn baasje weet het niet meer. Hij is opzoek naar een verlichtend lied.
Zijn gitaar nog ontstemd de snaren roestig en klam en stroef. Het ijzer jankt scheef en koud.
Muren overspoeld door de woeste zee met schuimkoppen als leeuwengezichten.
Met tanden als beitels beukend op de muren van de vuurtoren.
Het licht gedoofd onmachtig de zeeman naar huis te leiden. Het schip is bang op drift.
Geen land in zicht.
De geur van bederf, rottend vlees. Middeleeuws woord gebruik gaat voor middeleeuws gedrag. De samenscholing van kwade wijfen.
Hoor hun plannetjes, kwaadaardig, vuil van afgunst.
Plannetjes druipend uit hun stinkende bek. Jezus is voor niets gestorven, jullie, voedsel voor de anti christ.
Zwarte zielen, kromme benen, ik ruk het hart uit je lijf. Ik kook je in je eigen zielen zuur. Blubber billen, zakken gevuld met gal, rotte vis, kom uit je hol.
Jullie monsterlijke gedrochten uit kabouterland.
De haai is woest van verlangen. De smaak van bloed en vers vlees tussen de tanden.
Botten versplinteren, bloederige pap, het gekrijs van heksen, een hellekoor verteert door speeksel van het dier.
Vuur, Storm, een geslepen mes.
De slager moord, en fileert zuiver gesneden in bijna doorzichtige stukken, en hangt deze buiten aan glanzende vergulde haken.
De zon ontneemt deze bloedeloze lappen het laatste beetje vocht, totdat in deze,  droog en dor,
de allerlaatste traan is opgelost.

Edwin juli 2011 .   

   

  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten